Het lijkt rustig in de klas. Een paar leerlingen zitten aan een tafel bij elkaar, er werkt iemand op een tablet, er wordt gelezen. Milou helpt een leerling met een opdracht, Anita legt iets uit en Ilfie bekommert zich om een leerling die vragen heeft. Deze klas van de Antoon van Dijkschool is een klas als alle andere. Tenminste, dat lijkt zo.
De praktijk is net even anders. De klas waar we zijn is de ZiO-klas, waarbij ZiO staat voor Zorg in Onderwijs. Jolijn Vergeldt is manager Kind & Jeugd bij ORO. Zij legt uit waarom deze klas zo bijzonder is en waarom ORO zo intensief samenwerkt met de Antoon van Dijkschool en het van Dijkcollege, een school voor speciaal onderwijs (SO) en voortgezet speciaal onderwijs (VSO). “ORO biedt zorg en ondersteuning aan kinderen en de school biedt onderwijs. Wat wij hier doen is het bij elkaar brengen van twee verschillende werelden.”
Samenwerking steeds hechter
Al langer zoeken de school en ORO samen naar manieren om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de ontwikkelingsbehoeften en -mogelijkheden van elk individueel kind. Op de basis die eerder al werd gelegd, wordt nu verder gebouwd.
Enkele jaren geleden verhuisden al twee groepen van Kinderdagcentrum Binderen naar de school aan de Deurneseweg. Ook de buitenschoolse opvang, de zaterdagopvang en de vakantieopvang hebben hier een plek. De samenwerking is in de afgelopen jaren steeds hechter geworden. Over het concrete doel zegt Stan van Zoest, de directeur van de Antoon van Dijkschool en het van Dijkcollege: “We willen samen een compleet aanbod bieden aan onderwijs en zorg. Welke combinatie van die twee heeft dít kind nodig om zich optimaal te kunnen ontwikkelen? Die combinatie proberen we samen te bereiken.”
De plek om te ontwikkelen
Hoe bieden we kinderen de best haalbare plek om zich te ontwikkelen? Die vraag staat centraal als medewerkers van de school en ORO met elkaar om tafel zitten. De regioschool voor speciaal onderwijs en ORO trekken zoveel mogelijk samen op om die vraag te beantwoorden. De wetgeving en de financieringsstructuren van zorg en onderwijs zijn daarbij soms lastige obstakels. “Integraal en inclusief onderwijs is ons gezamenlijke doel”, zo verwoordt Stan van Zoest, directeur van de Antoon van Dijkschool en van Dijk college het. “We staan naast elkaar en vullen elkaar aan.”
Element ‘zorg’ toegevoegd
In de ZiO-klas krijgt de samenwerking op dit moment concreet vorm. Ilfie en Anita zijn vandaag de leerkrachten, Milou is de zorgprofessional. Jolijn: “In deze groep zitten kinderen die onderwijs krijgen, maar die daarnaast een intensieve zorg– of ondersteuningsvraag hebben. Dit is een klas van tien kinderen waar drie medewerkers aanwezig zijn. Twee onderwijs- en één zorgprofessional. Veel? Dat lijkt misschien veel, maar het is heel hard werken. Door het element ‘zorg’ toe te voegen, krijgen deze kinderen de mogelijkheid om onderwijs te volgen. Zonder die toevoeging zou dat waarschijnlijk niet mogelijk zijn.”
Ontwikkelkansen optimaal benutten
Zoals de zorg van ORO nu wordt toegevoegd aan het onderwijs, zo is het de bedoeling om in een later stadium ook de omgekeerde weg te bewandelen. “Op een zorglocatie zouden professionals vanuit de school onderwijs kunnen toevoegen”, zegt Stan. “We willen dat alle kinderen op een plek, een locatie zitten waar ze zich het prettigste en veiligste voelen én waar we hun ontwikkelkansen optimaal kunnen benutten. Dat kan op onze school, maar voor sommige kinderen zal dat op een zorglocatie beter lukken.”
Inclusieve leeromgeving
De samenwerking tussen ORO en de school voor SO en VSO wordt steeds meer geïntegreerd, waarbij onderwijs en zorg steeds meer verweven worden met elkaar. “We realiseren ons steeds beter dat we elkaar aanvullen”, zeggen Stan en Jolijn. “Als we een inclusieve leeromgeving willen bieden, hebben we elkaar nodig. Nu is het zaak om onze plannen verder uit te werken en te zorgen voor een duurzame samenwerking. Gelukkig krijgen we het vertrouwen van collega’s en van onze besturen om te ontdekken en om te kijken wat wel en wat niet werkt. Op weg naar de best mogelijke samenwerking. In het belang van de kinderen.”